Het poëtisch verslag van Schrijfdag

01 / 04 / 25

Francesca Birlogeanu ging tijdens de Schrijfdag op pad als poëtisch verslaggever. Die schreef een impressie van de dag en deelde de tekst tijdens het slotmoment. Hieronder lees je het opnieuw. 

 

Mijn werker

kraan aanzuigklep open staat links is aanzuigklep toe

kraan open aanzuigklep rechts is toe is open kraan is aanzuigklep toe

Na een lange dag werken, douchen we samen. Spoelen we het stof van ons af, vind ik het fijn om het te zien samenklitten op de witte tegels, om het zweet en het verdriet aan het water af te geven. Ik ben altijd al een doorgeefssluis geweest, een rollatorband, een panzer, geen enkel gevoel blijft te lang hangen, niets wordt opgeslagen, je noemt me lachend leeghoofd, wit blad, tabula rasa, ik denk aan niets anders dan het moment, roestige kraan opengewrongen, de druppels die te graag in je donkere borstharen blijven hangen, weggeduwd door nieuwe druppels, andere druppels, het net te koude water, hoe je je steeds inhoudt om niet te klappertanden. Die tegels, witte tegels met de vaalgele voegen, die lijnen, rijen slecht belichte gangen ruwe steen uitgehold waar wij ons door bewegen, de regelmatigheid van je pas en  je adem, de kromming van je schouders, het streepje huid boven je vuilblauwe werkhemd, de doodgewone dingen die elke dag terugkeren. In dezelfde tijd en hetzelfde vertelperspectief. Hetzelfde sinusritme. In de mijn smelten avonden en ochtenden samen, kan ik het moment van de dag enkel afleiden aan de diepte van je wallen, naarmate die vordert zink je meer in jezelf, ben je net zoals een hermietkrab die tevergeefs in een plastic dopje probeert te kruipen.

Je klaagt vaak over het werk. Je liet je vrouw en kinderen in Italië achter voor een beter leven en belandde in deze doodskelder waar je longen het roet niet meer uit kunnen filteren. Ik klaag niet, integendeel. Ik weet exact wie ik ben en wat er van me verwacht wordt, ik denk niet na, voel niets, heb geen meningen, ik ben een schroef in de geoliede machine en ik zou niet weten hoe ik iets anders dan een schroef zou moeten zijn. Jij bent de kanarie, jij voelt het gevaar, jij draagt het in je schouders. In de avond laat ik mijn kezem, mijn munten, rollen tussen mijn eeltige vingers en dat moment, de wandeling naar huis, het stilvallen van de schachtlift en koelsilo’s, de lucht koud en oranjeroze, tussen leeg en overvol, tussen avond en nacht, dat is het moment dat ik schrijf.

Absolute vrijheid bestaat niet, maar het moment dat ik mijn pen vastneem ben ik dat wel, ik ben de enige, de ultieme God, bid voor mezelf met de rozenkrans die altijd in mijn zak zit, ik schep en schaap en maak kapot. Tussen mijn vellen droog ik de tijd, laat ik haar lichaam hard worden, een afdruk maken. Toen ik met lood in mijn schoenen iets aan je liet lezen noemde je me een dromer, een zwever, ik wil groter, groter, ik dreig uit mijn voegen te barsten, in het houten kader van mijn bed betreed ik oorlogen, in de hal van compressoren loop ik over, stapelt de druk zich op, lijkt er binnen mij stoom te vormen, ik heb zo lang gedaan alsof ik een machine was dat ik het geworden ben en nu heb ik nood aan herstel, wil ik uit elkaar gehaald worden, daarom proef ik soms ijzer in mijn mond, ik bloed zwart zoals een spanningskabel, rood zoals een beest dat je niet had moeten slachten.

De lift is eindeloos, een transitieperiode, waar ik terug handmatig elk gevoel uitschakel, me loskoppel en aanhecht aan het grotere geheel, jij kan dat niet, loslaten, haalt stelselmatig tijdens de benedenrit een verfrommelde pasfoto van je vrouw uit je achterzak, laat je duim over haar fotopapierzachte wangen glijden.

Zij is niet hier en ik wel en toch ben ik stikjaloers, omdat je van haar een afbeelding hebt, een voorstelling, mij neem je zoals ik ben, zonder filter, zonder metafoor. Hetgeen waar je het meeste van houdt, daar moet je een laagje over leggen om het te beschermen. Ik ben zo dichtbij dat je nooit bang bent om me kwijt te raken, we ademen dezelfde adem, drinken dezelfde verwoesting in, waarom zou je de moeite nemen om het te beschrijven? Maar dat is niet wat ik vraag.

Wil je mij beschrijven?

Wil je mij vertellen hoe ik mijn lichaam hou, wil je me vertellen over de moedervlekken in mijn hals, je mag mijn rug, je mag mijn handen, wil je ze beschrijven, wil je ze zien, wil je mij zien? Mij zien zoals ik jou zie?

We zijn twee eilanden die net niet schieren, losgekoppeld van het vasteland, eenzaten, al vullen we dat beide op andere manier in. Ik was alleen en daarom heb ik je uit klei gevormd, je is niet echt jij, ik heb je verzonnen. We doorlopen een scène geschreven door een relatietherapeut, gefilmd voor onderwijsdoeleinden, een drie-actstructuur, de inciting incident toen ik je ontmoette in de rij voor onze werkkledij, je naamkaartje maagdelijk wit en uitnodigend, de progressive complications, de lijnen in je gezicht die steeds dieper worden, je hoest, je hoest en dan de knarsende dennenbomen, het kanariegefluit, the crisis, het kantelmoment, waarop-

Kraan toe. Licht uit. Rood lampje flikkert een morsecode die ik niet begrijp.

Streepje balkje streepje puntje.

Je noemt me voorspelbaar. Ik ben een samenraapsel van alles wat ik hoor en lees en de grappen die in de kantine verteld worden en daarom ben ik voorspelbaar. Je zegt ik zou je zo makkelijk na kunnen maken, een artificiële tekening op basis van basiskenmerken, ik zeg AI generate me baby I don’t care ergens op deze wereld is er een versie van mij die een versie is van mij die een versie is van mij die zo getransmuteerd is dat er niet meer van een ik valt te spreken, zoals Zadie Smith zegt in het essay ‘De ik die ik niet ben’ er valt op geen enkele manier waarachtig over jezelf te schrijven en als ik over mezelf lieg, dan betekent dat dat ik ook over jou lieg, liefste.

De kraan druppelt na. Je droogt je af, ruw, alsof je je huid glad wilt schuren.

Lieg over mij. Doe het, lieg. Vertel verhalen over mij die niet kloppen, verzin de details, maak me leuker, stommer, steek contrasten in mijn lichaam en taal die er in het echt niet zijn, kreuk het lege blad, kras in de tabula rasa, laat me gewoon weten dat ik het waard ben om vastgehouden te worden, laat me voor één keer niet de schrijver zijn, liefste, liefste,  ik heb mezelf uitgemelkt, elke millimeter huid al betast en betreed, er is geen verse sneeuw meer, alles is van dat grijze slop aan de kant van de weg, make me a new adult, make me spiksplinternieuw, vers van de pers, maak mij iets dat ik niet ben.

Schrijf me, liefste. Vertel me dat ik het waard ben om verteld te worden.